In het jaar 1492 wilde de ontdekkingsreiziger Columbus van Spanje naar Azië varen. Hij nam een nieuwe route. Na een tijdje varen kwam hij aan in Amerika. Maar hij dacht dat hij in India was aangekomen. Daarom noemde hij de bewoners indianen.

Verschillende stammen en woningen
Het indianenvolk bestaat uit verschillende stammen. De prairie-indianen zijn het meest bekend. Een prairie is een grote grasvlakte. De stammen die daar leefden waren bijvoorbeeld de Comanche, Sioux, Blackfoot en Cheyenne. Zij jaagden op bizons en aten zaden en vruchten. In het midden van Amerika woonden de pueblo-indianen en in het zuidwesten de Apache en Navajo. Afhankelijk van het landschap en het klimaat, hadden de indianen verschillende woningen. De prairie-indianen woonden in een tipi, een soort tent van bizonhuiden. Deze tent was gemakkelijk te verplaatsen. Dat was makkelijk omdat de indianen veel rondtrokken. De wigwam is een koepelvormige hut, bedekt met rietmatten of boombast. Hier woonden de indianen uit het oosten en zuidoosten. Andere woningen zijn bijvoorbeeld pueblowoningen, plankwoningen en Hogans.

Geloof, gewoonten en gebruiken
Indianen geloven in de 'Grote Geest'. Ze geloofden ook dat de geesten van overleden familieleden overal in de natuur te vinden waren. Daarom aanbeden ze de zon, de maan en de aarde. Dansen was heel belangrijk voor de indianen. Ze toonden er hun vreugde mee, maar ze dansten ook voor de jacht, om de goden te bedanken of bij ceremonieën. De indianen gebruikten pijl en boog om te jagen. De tomahawk is een strijdbijl is ook een echt indianenwapen. De Europeanen hielpen ze aan messen en geweren.

Reservaten

Met de komst van de blanken veranderde er veel voor de indianen. In het begin ging het er vredig aan toe, maar al snel kwam er ruzie. Ze wilden het land van de indianen inpikken en vermoordden de bizons. Ook brachten de blanken ziektes mee. Uiteindelijk zijn de meeste indianen verjaagd of vermoord. De meeste indianen leven tegenwoordig in reservaten.